De (b)engel van Smullers

‘Voor de (b)engel van de Smullers’, schreef ik als bedankje op een briefje dat ik bij een zakje chocolaatjes stopte. Het was dit jaar de laatste keer dat ik lunch zou halen op mijn vaste adres. Ik was onderweg naar mijn studie en zat in de trein naar Amsterdam Centraal. Een rit die voor mij jarenlang niet vanzelfsprekend was. 

It’s not the beginning or the destination that counts. It is the ride in between. ~ DB

De (b)engel van Smullers

Begin 2021 nam ik voor het eerst zelfstandig de trein, nadat het ruim tien jaar niet mogelijk was geweest door de ziekte. Eens in de maand reisde ik af naar mijn docent en studiegenoten van de post hbo opleiding Integrative Medicine Zorgverlening. Zelf had ik qua herstel veel baat bij Integrative Medicine. Waar ik regulier uitbehandeld was, zagen behandelaren in het complementaire circuit nog mogelijkheden. Dat gaf hoop. En deze hoop droeg bij aan mijn vertrouwen. Ik had vertrouwen in mijn arts die bijna wekelijks met zijn kruiden, naalden, buisjes en apparaten mijn lichaam en geest voorzag van de nodige abacadabra waar ik langzaam maar zeker van opknapte. Lag ik weer op mijn buik met 20 naalden in mijn handen, rug en benen. Heerlijk ‘ontspannen’. 

Ik begreep niet waarom het werkte, maar wel dát het werkte. De pijn werd minder, de zwelling verdween, ik kon beter slapen en langzaam maar zeker kreeg ik mijn mobiliteit terug. Deze ervaring gunde ik meer ‘lotgenoten’. Er zijn maar weinig mensen met dezelfde diagnose die uit de rolstoel komen. Wat maakte voor mij het verschil? 

Dat hoopte ik te gaan leren met deze opleiding tot Integrative Medicine Zorgverlener, om zo in de toekomst ook andere mensen te kunnen helpen. 

Het mooie van Integrative Medicine is, dat het ‘evidence based’ is. Geen abacadabra, maar wetenschappelijk onderzoek waarin wordt onderbouwd waarom acupunctuur werkt. Of kruidentherapie. Of yoga, mindfulness en meditatie. 

Om dit te leren, had ik hulp nodig om bij mijn opleiding te komen. Ik kon nauwelijks lopen en had weinig energie. Ik verbleef op een camping in het noorden van het land en kende er nog niemand, behalve mijn buurman Raoul. Deze buurman bracht mij de eerste keer naar het treinstation in Alkmaar. Hij pakte mijn krukken van de achterbank en hielp mij uit de auto. “Veel plezier!” riep hij voordat hij weg reed. Toen ik bij de roltrap van het stationsgebouw aankwam wist ik niet hoe ik mijn mondkapje op moest doen, met de krukken in mijn handen om mijn benen te ondersteunen. Die tijd. 

De ochtenden waren voor mij het slechtste deel van de dag. Ik had na het ontbijten en aankleden geen energie meer om lunch voor mezelf te maken om mee te nemen. Boodschappen doen lukte ook niet, dus ook daar had ik hulp bij nodig. Ik besloot om op Amsterdam Centraal een patatje te halen, en mezelf zo eens in de maand te trakteren op een ongezonde maar lekkere lunch. Zo kwam ik die eerste studiedag terecht bij snackbar Smullers, op Amsterdam Centraal. 

Er stond een rij voor de snackbar toonbank en eigenlijk kon ik bij aankomst al niet meer op mijn benen staan. Zittend wachtte ik verderop tot het rustiger was en ik snel mijn bestelling kon doen. “Een patatje mayo, alsjeblieft.” De man achter de balie zag mij en mijn krukken en vroeg nieuwsgierig wat er aan de hand was. Geblesseerd met het sporten, misschien? “Het ligt iets ingewikkelder,” antwoordde ik lachend, ”ik heb last van pijn in de knieën, veroorzaakt door een bacterie van een tekenbeet.” De man zijn ogen werden groter. Zijn jonge vrouwelijke collega Demi stond naast hem en keek mij verbaasd aan: “Ik wist niet dat dat kon gebeuren door de beet van een teek. Loop je al lang op krukken?” vroeg ze. De tijd dat ik dit soort gesprekken lastig vond was voorbij. “Ik kan eigenlijk pas sinds kort weer beetje lopen. Hiervoor zat ik in een rolstoel. Ik ben blij dat ik weer wat stappen kan zetten.”  Ondertussen werden mijn frietjes gebakken. De amicaal ogende man pakte een papieren tasje: “Lijkt me wel handig, met je krukken?” zei hij. Daar had ik zelf nog niet aan gedacht. Slim. Het tasje met frietjes werd op de toonbank gezet en ik bedacht me dat ik ook nog wat moest drinken. “Mag ik ook nog een flesje water, alsjeblieft?” Zijn andere vrolijke collega Nalini pakte het water en zette het voor me neer. “Dat is dan 5 euro 20,” zei de man. Ik rekende af en bedankte.

Vanaf dat moment in april 2021, ging ik elke maand naar Smullers voor mijn lunch. De man achter de toonbank bleek John te heten en was ooit een Gooische kakker die Amsterdammer was geworden. Mijn contact met John en zijn collega’s werd iets om naar uit te kijken en vaak één van de leukste momenten van de dag. Mensen als hij maakten het verschil in een tijd waarin dingen voor mij niet makkelijk gingen. Mooie gesprekken ontstonden door een paar krukken en een vriendelijke blik. Bij deze snackbar ging je altijd weg met een lach op je gezicht. 

“Uitjes erbij?” vroeg John op een dag. “Uitjes bij de mayo?” reageerde ik verbaasd. “Ja dat is lekker, nooit geprobeerd?” “Nee”, antwoordde ik, “ben benieuwd!” John had het bij het juiste eind. Mayo met uitjes werd mijn nieuwe favoriet. 

Vorige maand, in oktober 2022, ging ik voor het eerst zonder krukken naar mijn opleiding. Ik schreef erover in de trein, onderweg naar Amsterdam. Toen ik uitstapte verheugde ik mij op het moment dat ik John en zijn collega’s zou zien. Eens kijken of ze mij zonder krukken zouden herkennen. Want gek maar waar: mensen die mij in een rolstoel of met krukken hebben ontmoet, herkenden mij zonder soms niet meer! 

Toen ik de stationshal van snackbar Smullers inliep keek John mijn richting op. Ik zag zijn gezicht in euforische verbazing veranderen. Zijn armen gingen de lucht in, als een voetbalfan wiens team zojuist het winnende doelpunt had gescoord. Ik kwam bij de toonbank aan en John kwam er voor het eerst achter vandaan. “Je loopt!!!” riep hij blij. Hij keek naar zijn -voor mij nieuwe- collega achter de toonbank. “Deze vrouw is zo bijzonder,” vertelde hij aan hem, “toen ik haar ontmoette kon ze amper lopen. Ze bestelde een frietje en water, en vergat haar water. Toen we daar een kwartier later achter kwamen, was collega Nalini haar achterna gelopen. Ze was pas net bij de stationsuitgang, zo langzaam ging ze. Moet je nagaan, ze kwam eigenlijk nauwelijks vooruit!” Ik moest lachen om deze herinnering waar ik zelf nooit meer aan had terug gedacht. John wendde zijn hoofd nu naar mij en vervolgde: “en nu… geen krukken meer… je loopt! Ik vind je zo’n sterke vrouw.” John’s eerlijke enthousiasme overrompelde mij. Ondertussen stond zijn collega grinnikend de frietjes te bakken. “Wacht,” zei John. Hij liep terug naar de achterkant van de toonbank, deed de frietjes in een bakje met mayo en zette er een flesje water naast. “Laten we het vieren. Uitjes erbij?” vroeg hij met een lach. “Ja, uitjes erbij, lekker.” Zonder gedoe door krukken pakte ik mijn portemonnee. “Niet nodig,” zei John, terwijl hij gebaarde dat ik de portemonnee weer terug moest stoppen. Even was ik stil van dit liefdevolle gebaar. “Dank je wel John…” zei ik, terwijl hij de mayo met uitjes versierde. “Kom, laten we een foto maken. Ok?”

v.r.n.l (B)engel van Smullers Amsterdam CS: John Elbert, zijn collega en ik.